Op verzoek van de verzoekende autoriteit oefent de aangezochte autoriteit binnen haar dienstgebied voorzover mogelijk een bijzonder toezicht uit, of doet zij een dergelijk toezicht uitoefenen op:
a) de personen ten aanzien van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij de douane- of landbouwvoorschriften overtreden, in het bijzonder op de bewegingen van deze personen;
b) de plaatsen waar goederen worden opgeslagen onder omstandigheden waarvan redelijkerwijs mag worden verondersteld dat zij gericht zijn op handelingen die in strijd zijn met de douane- of lanbouwvoorschriften;
c) de goederenbewegingen waarvan wordt medegedeeld dat zij kunnen plaatsvinden in het kader van handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften;
d) de vervoermiddelen waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij worden gebruikt voor handelingen die in strijd zijn met de douane- of landbouwvoorschriften.